Een inductief onderzoek biedt meer zekerheid bij het opsporen van onbekende leidingen. Voor dit soort onderzoeken is een zender, een kabelzoeker en twee mensen nodig. Dit soort onderzoek wordt ook wel een 'tweepersoonsonderzoek' genoemd. Voordat u het onderzoek start, stelt u het gebied vast dat onderzocht moet worden en de mogelijke richting van de lijnen die door het gebied lopen. Controleer of de zender is ingeschakeld in inductiemodus.
Inductief onderzoek
De eerste persoon bedient de zender en de tweede persoon bedient de kabelzoeker. De zender induceert een signaal op de lijnen terwijl hij erover heen gehaald wordt. De leidingen worden vervolgens door de kabelzoeker gedetecteerd op geschikte afstand van de zender (ongeveer 15 meter, hoewel dit afhankelijk is van het gebruikte niveau van inductievoeding).
Houd de zender in de lengte vast langs de vermoedelijke richting van eventuele lijnen.
De tweede persoon houdt de kabelzoeker aan het begin van het te doorzoeken gebied vast en met de antenne in rechte hoeken op de mogelijke richting van de ondergrondse leidingen. Stel de gevoeligheid van de kabelzoeker zo hoog mogelijk in zonder dat de kabelzoeker signalen in de lucht direct van de zender opvangt.
Als de zender en kabelzoeker in lijn zijn, gaan beide uitvoerders zich parallel aan elkaar naar voren bewegen. De uitvoerder met de kabelzoeker zwaait hem van achter naar voor en houdt de kabelzoeker verticaal, terwijl hij zich parallel aan de zender verplaatst. Bij deze methode is rekening gehouden met niet optimale uitlijning van de zender, kabelzoeker en ondergrondse leiding.
De zender brengt het sterkste signaal over op de leidingen die er direct onder liggen en welke vervolgens opgespoord worden met de kabelzoeker. Beweeg de zender van de ene zijkant naar de andere om het hoogste signaal te bereiken, wat aangeeft dat de zender zich ook direct boven de leiding(en)) bevindt.
Markeer de grond op het punt van ieder pieksignaal dat met de kabelzoeker gedetecteerd is. Herhaal de zoektocht langs andere mogelijke lijnpaden. Als de posities van lijnen gemarkeerd zijn, wissel dan van positie, plaats de zender boven en langs iedere lijn en traceer de lijn tot buiten het onderzoeksgebied.