Over accessoires
Zowel de ontvanger als de zender is compatibel met een breed scala aan accessoires.
Als een accessoire aangesloten is, herkent de kabelzoeker of zender dit en schakelt de modus in die passend is voor het accessoire. Als u bijvoorbeeld een A-frame bevestigt op de RD7100-kabelzoeker, schakelt de kabelzoeker automatisch naar de modus fouten opsporen en wordt het aantal beschikbare frequenties beperkt tot de frequenties die compatibel zijn met het A-frame. Op het LCD-scherm wordt ook een pictogram van het accessoire weergegeven, en pictogrammen die niet van toepassing zijn, worden van het scherm verwijderd.
Hoofdtelefoon
Radiodetection levert een optionele hoofdtelefoonset voor de RD7100-kabelzoeker. De hoofdtelefoon beschikt over een verstelbare hoofdband om te zorgen dat hij goed past als hij in het veld gebruikt wordt. De hoofdtelefoon beschikt ook over volumeaanpassing voor zowel de linker- als rechterluidspreker.
Steek de 3,5 mm hoofdtelefoonplug in de hoofdtelefoonaansluiting op de kabelzoeker. Deze bevindt zich naast het accessoireaansluiting.
WAARSCHUWING! Verlaag voor het dragen van een hoofdtelefoon het volume om schade aan uw gehoor te voorkomen.
WAARSCHUWING! Het dragen van een hoofdtelefoon kan uw bewustzijn van gevaren in veld verlagen, zoals langsrijdend verkeer of andere zware machines. Blijf oplettend!
Kabelzoekertangen
Een kabelzoekertang wordt gebruikt voor het positief lokaliseren en identificeren van een kabel als er verschillende kabels dicht bij elkaar liggen.
Een doelkabel kan in een put, in een goot of ander toegangspunt geïdentificeerd worden door een tang op de kabelzoeker aan te sluiten en iedere kabel afzonderlijk te onderzoeken. De signaalsterkterespons op het scherm van de kabelzoeker moet voor iedere kabel genoteerd worden.
Wanneer gebruikt u tangen?
Tangen kunnen gebruikt worden wanneer:
- Verschillende kabels of pijpleidingen in de buurt van elkaar liggen.
- Een kabel of pijpleiding bereikbaar is via een inspectiegat of mangat.
Een tang aansluiten
- Steek de aansluiting van de tang in de accessoireaansluiting op de voorkant van de RD7100-kabelzoeker.
- Plaats de tang rond de pijpleiding of kabel en schakel de kabelzoeker in.
- Stel de frequentie in op dezelfde frequentie als op de zender.
- Plaats de tang beurtelings rond iedere kabel en noteer de balkgrafiekrespons. Vergelijk de sterkte van de respons van iedere kabel. De kabel met een aanzienlijk sterkere respons dan de anderen is de kabel waarop het zendersignaal is toegepast.
|
Tangen aansluiten |
Om te zorgen dat de doelkabel juist geïdentificeerd is, wisselt u de positie van de zender en kabelzoeker om en controleert u of de sterkste respons nog steeds ontvangen wordt van de doelkabel op de kabelzoeker in de nieuwe positie.
Bereik kabelzoekertang
Standaard tang
De tang kan in de accessoireaansluiting op de kabelzoeker geplugd worden en wordt gebruikt voor kabelidentificatie op punten waar de kabel toegankelijk is. De standaardtangen zijn geschikt voor kabels met een diameter tot 130mm.
|
Standaardklem |
Kleine tang
De kleine tang heeft dezelfde functie als de standaard tang, maar is handig bij beperkte ruimtes waar onvoldoende ruimte is voor de standaardtang. De kleine tang is geschikt voor kabels met een diameter tot 50 mm.
Zendtangen
De zenderklem past rond een pijpleiding of kabel en past op veilige wijze een signaal toe op een geïsoleerde kabel onder stroom zonder de toevoer te onderbreken of af te sluiten. De tang past een zeer onderscheidend signaal toe op een doellijn met verminderde koppeling aan andere lijnen. Een tang kan soms een effectievere methode zijn van het toepassen van een signaal dan een directe verbinding.
De doellijn vervoert het sterkste signaal. De andere lijnen vervoeren het zwakkere retoursignaal. Als het systeem uit slechts twee geleiders bestaat, kunnen ze gelijke signalen vervoeren.
WAARSCHUWING! Plaats geen tangen rond niet geïsoleerde geleiders die onder spanning staan.
WAARSCHUWING! Voor het plaatsen of verwijderen van een tang rond een voedingskabel, moet u altijd controleren of de tang is aangesloten op de zender.
De tang kan piepen of trillen als hij rond een stroomkabel geplaatst wordt waardoor een aanzienlijke stroom loopt. Dit is normaal en is niet schadelijk voor de apparatuur.
De tang aansluiten
- Steek de aansluiting van de tang in de uitgang op de zender.
- Plaats de tang rond de pijpleiding of kabel en zorg ervoor dat de bek van de tang gesloten is. Schakel de zender in.
Op het scherm ziet u nu het pictogram voor Klem aangesloten
|
Pictogram zendtang |
De lijn moet aan iedere zijde van de tang geaard zijn wil het signaal overgebracht worden naar de lijn. Aard de lijn, indien nodig. Er kan een geïsoleerde kabel getraceerd worden, zelfs als er geen daadwerkelijke grondverbinding is, op voorwaarde dat er een redelijke lengte ondergronds ligt aan beide zijden van de tang om capacitieve koppeling met de aarde mogelijk te maken.
Het is niet nodig een grondverbinding te maken vanaf de zender als u gebruik maakt van de tang.
Bereik zendtang
Hoewel zend- en kabelzoekertangen er hetzelfde uitzien, hebben ze verschillende interne bedradingen. Om te voorkomen dat de verkeerde tang wordt aangesloten, hebben de connectors van zend- en kabelzoekertangen een andere oriëntatie.
Standaard signaaltangen
De standaard tangen passen het zendersignaal heel selectief en effectief toe op een doelkabel van maximaal 130mm in diameter aan de hand van frequenties van 8kHz tot 200kHz
De standaard en kleine tangen hebben een dubbele veerwerking voor positieve toroidale aansluiting.
|
Zendtangen aansluiten |
|
WAARSCHUWING! De zender mag alleen aangesloten worden op services onder stroom met behulp van de juiste accessoires, zoals een plugaansluiting of aansluiting voor kabels onder stroom.
|
|
|
Lichtnetbekrachtiger (met 230V stekker) |
Aansluiting voor kabel onder spanning |
Voor meer informatie klik op de onderstaande links: